1. Voor en na de rit

Leren autorijden: Voor en na de rit

Als je naar de auto loopt, neem je al deel aan het verkeer. Houdt rekening met anderen zodat je veilig kunt instappen.

Instappen auto

Met behulp van de afstandsbediening open je de auto. Terwijl je naar de auto loopt, bekijk je alvast de omgeving en bepaal je hoe je het beste weg kunt rijden. Loop om de auto heen, tegen het verkeer in, naar het portier. Zo kun je goed reageren als er iets aan komt. Open het portier zo ver als nodig, stap in en sluit het portier. 

Uitstappen auto

Voordat je uitstapt, kijk je of je niemand hindert of in gevaar brengt. Houd tijdens het uitstappen met je linkerhand het portier vast en ontgrendel het met je rechterhand. Je kijkt nu vanzelf in de buitenspiegel. Open het portier, stap uit en sluit het portier. Doe de auto met behulp van de afstandsbediening weer op slot. 

Stoelafstelling auto

Als je gaat rijden is het natuurlijk belangrijk dat je goed alles hebt afgesteld, zodat je comfortabel en veilig aan het verkeer kunt gaan deelnemen. Ook moet je in staat zijn alle handelingen uit te voeren zonder dat je hoeft te gaan verzitten.

Begin met de zitting op de juiste hoogte in te stellen. Als oriëntatiepunt kun je aanhouden dat je ogen ter hoogte van de onderkant van de binnenspiegel zijn. Verzet de stoel zodanig dat je met je linkervoet de koppeling helemaal in kunt trappen, waarbij je been licht gebogen blijft. Zorg daarbij dat je bovenbeen op de zitting blijft rusten. Stel de rugleuning zodaning in dat je comfortabel zit. 

Stuur afstellen auto

Als je met gestrekte armen je polsen bovenop het stuur kan laten rusten, staat het stuur goed. Als het niet goed staat, maak je de stuurkolom los en verstel je het stuur. Houd de handen aan de buitenkant van het stuur vast met je duimen op het stuur. Je armen moeten nu licht gebogen zijn, waarbij de stand van de handen kwart voor 3 is.

Instellen hoofdsteun 

Stel de hoofdsteun zo in dat de bovenkant van je hoofd gelijk is met je hoofdsteun. 

Afstellen spiegels

Het is belangrijk om je spiegels goed af te stellen, zodat je het verkeer naast en achter je goed kunt volgen. Stel de binnenspiegel zo af dat je zoveel mogelijk van de achterruit kunt zien. Zorg dat je de bovenkant van de achterruit nog net in je binnenspiegel kunt zien.

Stel de buitenspiegels zo af dat je de zijkant van de auto nog net ziet. Zorg dat de horizon op 1/4 van de bovenkant in de buitenspiegels zichtbaar is.

Autogordel om en af doen

Als alles goed staat, kun je de gordel omdoen. Pak de gesp met de rechterhand, trek deze over de linkerschouder schuin naar beneden naar de rechterheup en steek deze in het slot. Trek de riem aan om te testen of de gesp goed vergrendeld is. Nu loopt de heupgordel ook strak om het bekken. Let er op dat de gordel strak wordt gedragen en niet gedraaid is.

Nadat je na de rit alles hebt uitgezet, doe je de gordel weer af. Pak met de linkerhand de gesp en ontgrendel met de rechterhand. De gordel wordt automatisch opgerold en met de linkerhand kun je dit gecontroleerd laten verlopen.

Auto starten en afzetten

Als je bent ingestapt, je hebt een goede zit- en stuurhouding gevonden en alle controles uitgevoerd, dan kun je de auto starten. Controleer of de auto op de handrem staat. Zo kan de auto niet wegrollen. Trap met je linkervoet het koppelingspedaal geheel in en controleer of de versnellingspook in neutraal staat. Druk vervolgens op de rode start/stopknop om de motor te starten. Controleer de lampjes en de meters op het dashboard en de remdruk door het rempedaal helemaal in te trappen. Schakel de noodzakelijke verbruikers in, zoals het licht, airco en/of de achterruitverwarming. Schakel in de eerste versnelling of in achteruit. Haal als laatste de handrem er af. Je kunt nu wegrijden. 

Nadat je de auto hebt geparkeerd, zet je alles in de juiste volgorde af. Je houdt de rem en de koppeling ingetrapt. Zet de handrem er op. Om de handrem er netjes op te zetten druk je eerst met je duim het knopje in en trek je rustig de hendel omhoog. Op het hoogste punt laat je het knopje los en controleer je of de handrem in deze stand blijft staan. Zet de versnellingspook in neutraal. Schakel alle verbruikers, zoals het licht, uit. Druk op de rode start/stopknop. De motor schakelt nu uit. Als de motor niet meer loopt, kun je de koppeling en daarna het rempedaal loslaten.                      

Bekijk ook onze andere rijles filmpjes om meer te leren over wat je tijdens jouw rijles kunt verwachten.